Terug

VLHT-lid in beeld: Gerrit van Dijk van TTMFL Gerrit van Dijk te Groningen

De VLHT is dé vereniging van tandtechnisch laboratoria in Nederland. Bij de leden van de VLHT zit een schat aan kennis en ervaring. Daarom laten we regelmatig een ondernemer-tandtechnicus aan het woord over zijn of haar opleiding, werk, aandachtgebieden en visie. Dit keer is de beurt aan tandtechnicus Gerrit van Dijk uit Groningen.

 

“Daar waar een normaal laboratorium stopt beginnen wij.”


Opleiding en werk

Als 17-jarige kwam Gerrit van Dijk (59) te werken bij tandtechnisch laboratorium Reneman waar hij al snel leerling-tandtechnicus werd. Een paar jaar later volgde hij de vijf jarige opleiding voor tandtechniek in Utrecht. Bij Reneman ging hij zich na een paar jaar ontwikkelen in de implantologie en resectieprothetiek. In 1990 begon hij samen met zijn vrouw Wilma een eigen laboratorium in Groningen, waar nu twintig mensen (16 fte) werken. Zijn vrouw Wilma is het financiële en administratieve brein van het bedrijf.


Fietskoerier

Op mijn zeventiende wilde ik elektro- of automonteur worden. Maar uit de beroepentest die ik toen deed bleek dat ik kleuren niet goed zag. Met al die gekleurde snoertjes zouden die beroepen niets worden, vond men. Op een beroepenbeurs kwam ik toen in contact met toenmalig laboratorium Prummel. Ik had mijn hele jeugd al met Mecano gespeeld en zo’n witte jas leek me ook wel wat. Bij dat laboratorium solliciteerde ik later vergeefs als leerling-tandtechnicus. Op aanraden van mijn moeder ben ik toen fietskoerier geworden bij laboratorium Reneman in de stad Groningen, met het idee dat als ik eenmaal binnen was, ik misschien wel verder kwam. Als een razende bracht ik pakjes rond om zo snel mogelijk mensen in het laboratorium mee te kunnen gaan helpen. Na 2,5 maand zei de toenmalige directeur dat ik veel te handig was voor de fiets en dat ik maar als leerling-tandtechnicus moest komen. Voor de fiets zocht hij wel iemand anders.


Leven beheersen

Toen ik aan mijn opleiding begon had ik al twee jaar werkervaring. Op een gegeven moment werd ik uit de klas gehaald omdat een ziekenhuis via de telefoon een vraag had over een implantaat. Iedereen was zeer verbaasd dat ik als derdejaarsleerling door een kaakchirurg werd gebeld. Ik heb de opleiding heel vlot en met heel goede resultaten gehaald. Tot mijn 33ste ben ik bij Reneman gebleven. De toenmalige technisch directeur moest toen vanwege ziekte stoppen en zag in mij zijn gedoodverfde opvolger. Maar zijn compagnon, die administratief directeur was, wilde me wel als bedrijfsleider maar niet als mededirecteur. Ik stelde hem voor de keuze: een gelijkwaardige partner of een concurrent. Het werd dat laatste. En zo ben ik mijn eigen laboratorium gestart. We zijn in dertig jaar flink gegroeid. Tandtechniek is steeds meer mijn leven gaan beheersen. Ik heb mijn talent wel maximaal uitgebuit en het heeft me geen windeieren gelegd. Ik wil geen fulltime manager zijn en werk elke dag in mijn witte jas mee. De financiën en administratie laat ik aan mijn vrouw Wilma over. Uit de grond van mijn hart heb ik gekozen om mooie gebitten te kunnen maken. En dat wil ik graag volhouden tot mijn pensioen.


Bijzondere eend

Mijn lab is een wat bijzondere eend in de bijt. We hebben ons altijd gericht op de bijzondere tandheelkunde en werken veel voor de centra voor bijzondere tandheelkunde in Groningen, Amsterdam, Rotterdam, Alkmaar, Leeuwarden en Enschede. Daar worden mensen met ernstige aangeboren of verworven afwijkingen behandeld. De centra zijn vaak verbonden met mka-chirurgen. Daar waar een normaal laboratorium stopt beginnen wij. Dus we doen veel restauratief werk, protheses en constructies. Voor patiënten die een stuk van hun kaak of mondbodem missen wordt een constructie vaak gecombineerd met een obturator. We maken eigenlijk alleen maar prototypes. Alles wat ik maak is maatwerk. Er is zelden sprake van een dezelfde afwijking.


Videogesprekken

Ik heb jarenlang 50.000 km per jaar gereden om patiënten te zien. Tegenwoordig gebeurt dat meestal via videogesprekken met Facetime, Whatsapp of Teams. Ik kijk dan met de camera mee die een assistente bedient. Dat scheelt ontzettend veel tijd natuurlijk. In mijn bedrijf heb ik uitgebreide technische voorzieningen gemaakt, onder meer met STP-bekabeling, waardoor ik dit prima kan doen en overal goede computerverbindingen heb.

Meekijken met video in de mond werkt natuurlijk niet net zo goed. Dus af en toe ga ik wel fysiek langs. Met name als het om uitgebreide casussen gaat waar je minder goed in de diepte kan kijken. Digitaal mis je ook de intermenselijke factor. Gewoon het contact met de patiënt. Die zijn soms zeer veeleisend. Als buitenstaander kan ik dan soms wat nuance brengen. Zeker als die wat oudere man, die er helemaal voor uit Groningen komt. Ik ben natuurlijk ook een ouwe rot in het vak. Jonge tandartsen kunnen soms ook best wat hands-on-training gebruiken en wat van me leren.


Stokpaardje samenwerken

Ik heb een hekel aan oncollegiaal gedrag. Ik had een werkstukje aan een grote collega uitbesteed en twee dagen later stond een manager van dat bedrijf op de stoep bij die tandarts met de vraag of ze direct zaken met hen wilden doen. Dat vind ik zo laag bij de grond. Een tandartspraktijk zou zich niet moeten laten lenen voor dat soort acquisitie.
Een van mijn stokpaardjes is dat laboratoria veel meer zouden moeten samenwerken. Alleen al om de investeringen beter te gelde te maken. Toen ik nog geen freesmachine had, wilde ik die van een collega gebruiken. Die machine stond toch ongeveer de helft van de tijd stil. Ik wilde voor het gebruik ook een goede prijs betalen. Een win-winsituatie: zijn machine was productiever en ik hoefde geen investering te doen. Maar die collega had gewoon geen zin om samen te werken. Als je ziet hoe kapitaalsintensief een laboratorium is. Ik heb voor meer dan 600 duizend euro aan apparatuur staan. Ik snap dan niet dat je liever nog meer wilt investeren dan wilt samenwerken. Bij mij kunnen collega’s terecht als ze gebruik willen maken van onze voorzieningen. Soms willen ze eerst iets uitproberen, voordat je investeert in eigen apparatuur. Dat vind ik een prima systeem. Ook bij ziekte of vakantie kan het handig zijn om werk uit te besteden.
Met koeriersdiensten zouden we ook heel goed samen kunnen doen. Nu rijden er in Groningen drie auto’s van verschillende koeriersbedrijven achter elkaar aan naar dezelfde praktijken.


Fusie verenigingen

Ik zou het samengaan van alle tandtechnische verenigingen in één club heel erg toejuichen. Het is heel slecht dat we meerdere brancheverenigingen hebben en bijvoorbeeld met verschillende cao’s werken. Als je niet goed verenigd bent, kun je heel gemakkelijk door de overheid, verzekeraars of anderen tegen elkaar uit worden gespeeld.
Wij stonden aanvankelijk niet op het lijstje voor steunmaatregelen in de coronacrisis. Het heeft de VLHT veel moeite gekost om dat toch voor elkaar te krijgen. Dankzij corona hebben de KNMT en ANT elkaar gevonden. Met één vereniging van tandtechnici zouden wij ook veel sterker staan.


Terugvallen

Voor mij is de waarde van een vereniging als de VLHT dat je er op terug kan vallen. We hebben regelmatig vragen over hoe je de cao moet interpreteren, bijvoorbeeld over ouderschapsverlof. Het is dan heel handig dat je het kantoor kunt bellen voor advies. Dan krijg je een keurige uitleg en achteraf geen extra factuur. Ik betaal graag mijn contributie. Ik ben er een groot voorstander van om je te organiseren. Maar heel eerlijk, hoewel ik al sinds 1990 lid ben, heb ik nog nooit een vergadering van de VLHT bezocht. Maar binnenkort ga ik voor de eerste keer digitaal meekijken en me er misschien wel tegenaan bemoeien. (Dat is inmiddels gebeurd, red.)

Game Boy

De belangrijkste uitdaging is na de digitalisering van het kroon- en brugwerk ook die van de prothetiek. De tandtechnicus van nu moet vooral heel handig zijn met een Game Boy. Want je moet met twee handen tegelijk net zo gemakkelijk twee verschillende muizen kunnen bedienen. Het wordt een totaal ander vak. De tandtechnicus wordt meer een dental engineer. Die moet sowieso affiniteit met computers hebben. Overigens is het best lastig om personeel te vinden. De jeugd is tegenwoordig veel meer bezig met de balans tussen werk en vrije tijd. Ze willen vaak een dag in de week vrij. Wij wilden vroeger liefst zoveel mogelijk uren draaien.


Via Facebook

Ik heb er bewust voor gekozen om voor mijn bedrijf geen website te maken. Ik communiceer liever via Facebook, zodat ik veel beter zelf kan bepalen wanneer mensen de informatie lezen. Daar krijg ik best goede respons op. Een website vereist veel meer aandacht als je die actueel wilt houden.
Resectieprothetiek vind ik ook geen onderwerp voor reclame. Deze patiëntengroep gaat echt niet op het internet zoeken.


Kleuren

Ik werk nu wel heel veel op kleur. Ik maak bijvoorbeeld oogprotheses, waarbij kleuren heel belangrijk zijn. Ondanks mijn negatieve kleurentest op mijn 17e kan ik toch een redelijke prothese maken.

Tot slot nog een opmerking: als laboratoriumhouder sta ik nu in de belangstelling, maar vergeet niet dat ik zo sterk ben als mijn team en mijn achterban.

Tekst: Reinier van de Vrie, november 2020

 

DE VERENIGING VAN LABORATORIUMHOUDENDE TANDTECHNICI (VLHT) IS IN 1932 GOEDGEKEURD BIJ KONINKLIJK BESLUIT EN HEEFT TOT DOEL HET BEVORDEREN VAN DE PROFESSIONELE BELANGEN VAN DE ONDERNEMINGEN IN DE TANDTECHNISCHE BRANCHE IN NEDERLAND IN HET ALGEMEEN EN VAN DE LEDEN VAN DE VERENIGING IN HET BIJZONDER.
2024 © 100 Merkversterking. Alle rechten voorbehouden.